HCFS syndroom

Hoog cervicaal functie stoornis
(hiervoor Kiss, Kopfgelenk induzierte symmetrie störung)

Tijdens de zwangerschap en de geboorte, kunnen bij een baby de hoge nekwervels uit balans raken. Het functioneren van de bovenste nekgewrichten is van groot belang voor de houding en motoriek in de ontwikkeling van baby’s, peuters, kinderen.

Een manuele behandeling met corrigerende mobilisaties in de nek, leidt tot verbetering van de symmetrie en het normaal doorlopen van de stadia in groei en ontwikkeling. 

In December 2014 kregen speciaal opgeleide manueel therapeuten de status KMT, Kinder Manueel Therapeut, na beraad van de besturen van het Genootschap voor Fysiotherapeuten, KNGF en de  Vereniging voor Manueel Therapeuten, NVMT.  Naast deze kinder manueel therapeuten worden ook kinder fysiotherapeuten die de diagnose HCFS syndroom erkennen, in een register vermeld.

Wat is het doel van manuele therapie bij zuigelingen?
Uit wetenschappelijke studies blijkt, dat het functioneren van de bovenste nekgewrichten van groot belang is voor de houding- en motoriek ontwikkeling van een pasgeborene. Deze gewrichtjes zijn ook belangrijk In de eerste maanden van de baby voor een goede zuig- en slikreflex.
Is de baby een ‘huilbaby’, dan is dat dikwijls een gevolg van pijnlijke en geblokkeerde bovenste nekgewrichtjes. Dit wordt het HCFSsyndroom genoemd  (voorheen was dit het Kiss syndroom). De asymmetrie van de zuigeling is één van de duidelijke symptomen van het HCFS syndroom.  

Verondersteld wordt dat het vele liggen van een baby een te grote belasting vormt voor de geblokkeerde hoge nekwervels.
De manueel therapeut zal met zijn of haar specifieke behandeltechnieken de ongunstige situatie in de bovenste nekgewrichtjes (en het bekken) trachten te normaliseren. De behandeling werkt zodoende ‘voorwaarde scheppend’ in de voor de zuigeling zo belangrijke ontwikkeling van de reflexen en motorische ontwikkeling. De manuele therapie blijkt effectief zowel vlak na de geboorte als maanden, soms jaren daarna.

Veiligheid
Volgens de medische wetenschap in Nederland zou er onvoldoende wetenschappelijk bewijs voor zijn; het HCFS  syndroom zou niet bestaan. Volgens sommige medici zou de behandelwijze risicovol zijn. 

Vanaf 2006 houdt de groep gespecialiseerde manueel therapeuten statistieken bij. 
Tot eind 2023 zijn 129.336 zuigelingen behandeld door 279 kinder manueel therapeuten. Het percentage onwenselijke reacties is 0. 
Wij vinden het dus een heel veilige behandelmethode.  U  Leest dit goed ! Het zijn meer dan 6000 behandelde zuigelingen per jaar.

Om de veiligheid nog meer te waarborgen, krijgen we  bijscholing van kinderartsen uit Duitsland.

Het bijhouden van het aantal behandelde zuigelingen, het aantal behandelingen en complicaties is een vast onderdeel van het werk van de kindermanueel therapeut. De statistiek wordt bijgehouden om duidelijk te maken dat het gaat om een veilige manier van behandelen.

 Mijlpaal in de behandeling van de hoog cervicale functie stoornis bij baby’s

In 1953 legde Dr. Gottfried Gutmann de basis voor de manueel therapeutische behandeling van zuigelingen met HCFS, het hoog cervicaal functiestoornis syndroom. De oude benaming hiervoor was Kiss.

In oktober 2017, vierenzestig jaar later, verscheen het eerste wetenschappelijke artikel over de behandeling van zuigelingen in het online magazine Journal of  Manipulative and Physiological Therapeutics. Dit artikel is geschreven door specialisten Eric Saedt, Femke Driehuis, Bé van der Woude en professoren Ria Nijhuis-van der Sanden en Rob de Bie, leden van de EWMM, de NL vereniging voor manuele therapie, in samenwerking met de universiteiten van Maastricht en Nijmegen.
Zie  http://www.jmptonline.org.
De Engelse titel van het artikel: ‘Describing common practice in manual therapy in infants with assumptive upper cervical dysfunction in the Netherlands: a prospective cohort study’.

In het Nederlands vertaald in: ‘Het beschrijven van de gebruikelijke praktijk bij manuele  therapie bij zuigelingen met veronderstelde bovenste cervicale dysfunctie in Nederland: een toekomstig vergelijkend onderzoek’.

Het artikel is online op Pubmed.